Coronawetgeving en ongelijke behandeling vanwege godsdienst

Samenkomen en een gevoel van ongelijkheid.

Voor mensen is het belangrijk om ergens samen te kunnen komen. Het is moeilijk dat dat al zo lang niet mag. Waarom kerkgangers wel bij elkaar kwamen, terwijl de horeca dicht moest en anderen voor samenkomsten beboet werden is niet goed uit te leggen. Wij hebben in onze praktijk het afgelopen jaar  regelmatig vragen gehad over de juridische basis voor de enorme gevolgen die de corona-maatregelen voor mensen hebben gehad. Vooral het gevoel van ongelijk te worden behandeld was dan vaak een punt. Ongelijkheid kwam ook aan de orde in het kader van een uitbreiding van de bevoegdheid van de burgemeester om in te grijpen bij virushaarden.

Ongelijkheid wetsvoorstel sluitingsbevoegdheid burgemeester.  

Op 23 april 2021 is een wetsvoorstel ingediend dat de burgemeester bevoegdheid geeft om (een gedeelte van) een publieke of besloten plaats voor een periode van maximaal tien dagen te sluiten als daar een corona-uitbraak is. Hiervoor is een wijziging in de Wet publieke gezondheid nodig. De Wet publieke gezondheid biedt sinds december 2020 de basis onder de coronamaatregelen van de overheid. De Raad van State maakte in haar rol van adviseur op het gebied van wetgeving, korte metten met een voorgestelde ongelijke behandeling in de Wet publieke gezondheid van mensen die vanwege hun geloof bij elkaar komen in gebouwen of mensen die dat om andere redenen doen. Het idee dat de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de scheiding van kerk en staat betekent dat gebedsruimten niet mogen worden gesloten als er sprake is van een virusuitbraak, klopt niet volgens de Afdeling.

Welke bevoegdheden heeft de burgemeester al om in te grijpen.

Hoewel er al verschillende bevoegdheidsgrondslagen zijn om besloten plaatsen te sluiten ontbrak er nog eentje die precies past in de context van een pandemie. In artikel 58k van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) is al wel een zorgplicht voor besloten plaatsen neergelegd, maar hieraan is geen sluitingsbevoegdheid gekoppeld. Artikel 58m van de Wpg kan wel tot sluiting leiden waarbij de aanwezige personen wordt bevolen zich onmiddellijk te verwijderen. Maar het gaat dan om snel ingrijpen voor relatief korte tijd en in het nieuwe voorstel kan dat dan dus voor tien dagen. Ook de Gemeentewet geeft geen specifieke grondslag voor een sluiting voor langere tijd in de context van een pandemie. De artikelen 175 en 176 van de Gemeentewet konden toen we werden overvallen door het virus wel even een noodoplossing bieden, maar gezien hun globale formulering kunnen ze nu geen adequate bevoegdheidsgrondslag meer zijn voor sluiting voor langere tijd.

In eerste instantie zou de burgemeester een kerk niet mogen sluiten.

Het wetsvoorstel dat op 23 april 2021 naar de Kamer is gestuurd, zondert in het nieuw voorgestelde artikel 58na, bepaalde locaties van de nieuw voorgestelde sluitingsbevoegdheid van de burgemeester uit. Allereerst worden woningen uitgezonderd, gelet op de grondwettelijke bescherming van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het huisrecht. Daarnaast zijn de plaatsen bestemd voor de vergaderingen van de Staten-Generaal, gemeenteraad, provinciale staten en het algemeen bestuur van een waterschap, alsmede gerechtsgebouwen uitgezonderd omwille van de continuïteit van essentiële staatsfuncties. Het wetsvoorstel zonderde in eerste instantie daarnaast ook gebouwen en plaatsen uit als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet – zoals kerken, synagogen, moskeeën, tempels en andere ‘levensbeschouwelijke gebouwen’-. De regering was van oordeel dat de uitoefening van het grondwettelijk recht om individueel of in gemeenschap een godsdienst of levensovertuiging te belijden, ook in het geval van opleving van het virus, zoveel mogelijk doorgang moet kunnen vinden en dat met overheidsinterventies in die situaties zeer terughoudend zou moeten worden omgegaan. Er zou zoveel mogelijk aangesloten moeten worden bij de initiatieven van diverse religieuze organisaties om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor maatregelen om de verspreiding van het virus tegen te gaan.

Volgens de Raad van State geen reden gebedsruimten uit te zonderen.

De Afdeling vindt de argumentatie en de status aparte van gebedsgebouwen niet overtuigend en geeft daarmee een juridische basis onder het groeiend ongemak waarmee de rest van Nederland keek naar de beelden van de kerkdiensten in Urk en Heerde. De pers mocht in Urk van kerkgangers geen verslag doen van wat door velen werd ervaren als een ongelijkheid in regels. Waarom mocht samenkomst in een kerk wél en niet op andere plekken waar dat voor mensen om andere reden wellicht, maar ook zeer belangrijk en wezenlijk is? De Raad van State wijst er op dat het uitgangspunt van het wetsvoorstel is, dat het ernstige risico voor de onmiddellijke verspreiding (en daarmee van het gevaar voor de volksgezondheid) de reden is om de sluiting op grond van het voorgestelde artikel te kunnen bevelen en dat uitgangspunt geldt ook als de bron van het ernstige risico is gelegen in een kerk. Natuurlijk is het belijden van godsdienst of levensovertuiging grondwettelijk beschermd maar dat sluit niet uit dat daarop vanwege de noodzaak om een ernstige risico tegen te gaan – door middel van een voldoende specifieke, dáárop gerichte wet in formele zin als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Grondwet – met het oog op de bescherming van de volksgezondheid beperkingen kunnen worden gesteld aan het uitoefenen van dat recht.

Scheiding kerk en staat hier niet in het geding.

Anders dan de regering lijkt te denken staat volgens de Raad van State ook de scheiding van kerk en staat niet in de weg aan noodzakelijke, algemeen geldende beperkingen van de grondwettelijke vrijheid van godsdienst en levensovertuiging met het oog op de volksgezondheid. De sluitingsbevoegdheid mag sowieso altijd als grondrechten aan de orde zijn pas worden gebruikt als sprake is van een ernstige situatie die ingrijpen noodzakelijk maakt waarbij aan de beginselen van subsidiariteit (altijd het minst vergaande middel) en proportionaliteit (evenredigheid) moet worden voldaan. Dat vereist altijd een zorgvuldige afweging en motivering en een advies van de GGD.

Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld: artikel 1 Grondwet.

Veel mensen hebben geleden en lijden onder de pandemie die ons getroffen heeft. Niet iedereen is in gelijke mate getroffen. Dat is helaas niet te voorkomen.  Het recht moet echter wel een ongelijke behandeling waar geen goede reden voor is voorkomen. Daartoe verplicht het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 van de Grondwet.

Vragen? Neem contact op met:

Moniek Peeters

Wat steek je hiervan op?

  • Wetsvoorstel: Openbaren ruimten kunnen maximaal 10 dagen gesloten worden bij een corona-uitbraak;
  • De burgemeester kan gebruik maken van deze bevoegdheid;
  • Dat kan alleen in zeer uitzonderlijke situaties die ingrijpen noodzakelijk maken;
  • Volgens de Raad van State is er geen reden om gebedsruimtes uit te zonderen;
  • Dit geldt dus ook voor kerken en moskeeën;

Ik zoek iets anders

Volg ons op social media

We delen verhalen, foto's en video's over ons en ons werk.

Contactinfo

Neem contact met ons op

Vragen? Neem dan gerust contact met ons op.

Voor de verwerking van persoonsgegevens: zie onze privacyverklaring.
Je gebruikt een verouderde webbrowser

Deze website maakt gebruik van moderne technieken die niet worden ondersteund door jouw webbrowser. Update mijn webbrowser

×