Op Europees en nationaal niveau bestaat reeds regelgeving om op publiekrechtelijk niveau op te treden tegen concurrentiebeperkende afspraken en/of gedragingen alsmede tegen misbruik van economische machtsposities. Op Europees niveau is dat neergelegd in het Europees Verdrag en op nationaal niveau in de Mededingingswet. Het toezichthoudend orgaan in Nederland is de Autoriteit Consument en Markt (ACM).
Europese richtlijn
Op 26 december 2014 werd op Europees niveau de Richtlijn 2014/104/EU betreffende schadevorderingen wegens inbreuk op het mededingingsrecht vastgesteld. Het doel van deze Richtlijn is om kartelvorming of misbruik van een economische machtspositie door ondernemingen af te schrikken doordat de veroorzaakte schade door benadeelden veel gemakkelijker kan worden verhaald. Daarnaast dient de Richtlijn te voorkomen dat de privaatrechtelijke handhaving de publiekrechtelijke handhaving doorkruist.
Wetsvoorstel
Nederland dient de Richtlijn op 26 december 2016 in nationaal recht te hebben omgezet. Daartoe is nu het wetsvoorstel Implementatiewet richtlijn privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht (hierna het Wetsvoorstel) door de regering ter consultatie voorgelegd. Het Wetsvoorstel voorziet in een aparte afdeling in het Burgerlijk Wetboek (boek 6) en een aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Het Wetsvoorstel regelt dat een inbreuk op Europees en/of nationaal mededingingsrecht onrechtmatig is en dat de inbreukpleger voor de daardoor veroorzaakte schade aansprakelijk is. Benadeelden behoeven niet alleen directe afnemers te zijn, maar kunnen ook indirecte afnemers zijn.
Indien sprake is van een kartel (twee of meer concurrenten die de mededinging coördineren of beïnvloeden) dan wordt dit vermoed schade te veroorzaken. Dat betekent dat de bewijslast dat geen schade door de inbreuk is veroorzaakt bij het kartel komt te liggen. Indien er een onherroepelijk besluit van de ACM voorhanden is waarbij een inbreukbeslissing is uitgesproken, dan levert dat zelfs een onweerlegbaar bewijs op van de vastgestelde inbreuk. Voor de schade zijn alle inbreukplegers in beginsel hoofdelijk aansprakelijk.
Naast het feit dat het Wetsvoorstel het voor benadeelden makkelijker maakt om inbreukplegers tot vergoeding van schade aan te spreken, dient het ook te voorkomen dat een onderneming die aan een kartel deelneemt niet langer als ‘klokkenluider” enige bescherming toekomt. Met de Richtlijn en het Wetsvoorstel wenst men te voorkomen dat niet langer een clementieverzoek door een onderneming wordt ingediend indien dit later tot een nadeligere positie in een schadevergoedingsprocedure zou leiden. De publiekrechtelijke handhaving prevaleert dan boven de privaatrechtelijke handhaving.
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Luc Tacx (l.tacx@sumrin.nl).