De Commissie oordeelt dat de Bank ten tijde van het uitbrengen van haar tweede offerte aan Consument de indruk heeft gewekt dat op dat moment nog een spaarhypotheek tot stand kon worden gebracht. Consument mocht er zodoende op vertrouwen dat hem geen fiscale regelgeving meer zou worden tegengeworpen. De Bank is gehouden de schade van Consument te vergoeden, die echter niet in deze procedure kan worden vastgesteld. De Commissie doet een tussenuitspraak en stelt partijen in de gelegenheid zich nader uit te laten over de hoogte van de schadevergoeding. Klik hier voor de volledige uitspraak.
Uit deze tussenuitspraak van de Geschillencommissie volgt dat een hypotheekverstrekker, in dit geval Florius, gehouden kan worden aan een uitgebrachte offerte waarvan de consument mocht uitgaan dat de geoffreerde bankspaarhypotheek zonder fiscale belemmeringen tot stand kon komen.
In 2017 oordeelde de Geschillencommissie eerder al dat uit artikel 3:35 BW voortvloeit dat indien een bank op een bepaalde wijze zich tegenover een consument heeft verklaard of zich heeft gedragen, de consument deze verklaring of gedrag in redelijkerwijze zo mocht opvatten dat een bank daaraan in beginsel is gebonden (nr. 2017-754). In deze zaak wilde de consument zijn bestaande spaarhypotheek oversluiten naar Florius die daartoe een offerte uitbracht. Onderdeel daarvan was ook een bankspaarhypotheek.
In die offerte werd de consument door Florius gewezen op de regels voor fiscale geruisloze voortzetting. Daarop zocht de consument zelf contact met de belastingdienst met het verzoek toestemming te verlenen om de lopende spaarhypotheek bij Florius voort te zetten. Dat ondanks dat de zgn. bandbreedte-eis van 1:10 (dat wil zeggen: de hoogste premie in een verzekeringsjaar mag niet meer bedragen dan 10 keer de laagste premie in een verzekeringsjaar) was overtreden. De belastingdienst ging akkoord met het verzoek van de consument mits het maar ging om een incidentele overschrijding van de bandbreedte.
Florius bracht daarna een nieuwe offerte voor een bankspaarhypotheek uit. Deze nieuwe offerte werd door de consument aanvaard waardoor er ook een overeenstemming met betrekking tot de geoffreerde bankspaarhypotheek tot stand kwam.
Echter, enkele maanden later beriep Florius zich erop dat de fiscale geruisloze voortzetting toch niet door kon gaan. De Geschillencommissie oordeelt dat Florius in beginsel gehouden was om de overeenkomst toch na te komen. De Geschillencommissie merkt het verweer van Florius aan als een beroep op overmacht (artikel 6:75 BW).
In eerdere uitspraken werd inderdaad een fiscaal verbod als een grond voor een beroep op overmacht aanvaard. Maar hier oordeelt de Geschillencommissie dat Florius bij het uitbrengen van de tweede offerte juist had moeten voorzien dat als gevolg van een renteherziening de bandbreedte weer zou worden overschreden. En dat dit dus toch weer tot een overschrijding van de fiscale regels zou leiden. Dan gaat een beroep op overmacht niet meer op.
Voorzienbaarheid bij het uitbrengen van de tweede offerte leidt er in dit geval toe dat Florius gehouden is om de schade te vergoeden door het niet nakomen van de overeengekomen bankspaarhypotheek.
Voor meer informatie hierover kunt u contact opnemen met Luc Tacx van Sumrin advocaten (l.tacx@sumrin.nl) of 06-57870988.