Wij hebben een levendige praktijk met zaken die met recreatieparken te maken hebben. Allemaal kwesties die gaan over recreëren versus permanent bewonen, de verdeling van de (beperkte) ruimte qua bijgebouwen en nieuwe recreatiewoningen, bomenkap in parken die juist bestaan vanwege de bosrijke omgeving, egalisering van parken die juist bestaan vanwege geaccidenteerd terrein en tenslotte de huisvesting van arbeidsmigranten. Gemeenten krijgen als het aan Den Haag ligt, snel meer ruimte voor het toestaan van permanente bewoning van recreatiewoningen. Aanleiding is het woningtekort. Het voorstel is in maart 2021 naar de Kamers gestuurd. Het gaat dan concreet om het ontwerpbesluit dat wijziging van artikel 5:18 Besluit omgevingsrecht inhoudt.
De voorgestelde wijziging is tweeledig: niet alleen degene die aanvraagt, maar ook diens rechtsopvolger zou onder de toestemming om een recreatiewoning permanent te bewonen kunnen gaan vallen. Verder wordt niet langer vastgehouden aan de peildatum van oktober 2003. Daarmee behoudt de omgevingsvergunning een persoonsgebonden karakter, maar maakt het besluit het mogelijk dat meer mensen een recreatiewoning permanent mogen bewonen.
Welke mogelijkheden zijn er nu voor permanente bewoning recreatiewoningen?
Gemeenten kunnen permanente bewoning van recreatiewoningen nu op verschillende manieren toestaan.
- Ten eerste kan de bestemming van een recreatiepark worden gewijzigd in een bestemming die permanente bewoning toestaat. Of er kan een dubbele bestemming in het bestemmingsplan worden opgenomen die zowel recreatie als permanente bewoning mogelijk maakt. De procedure voor het wijzigen van een bestemming neemt echter veel tijd in beslag en kan daarom niet snel en flexibel worden ingezet.
- Ten tweede is daar dus de mogelijkheid om een persoonsgebonden omgevingsvergunning te verlenen waarmee kan worden afgeweken van het geldende bestemmingsplan. Op deze persoonsgebonden vergunning is de reguliere procedure uit paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing, waardoor deze variant veel sneller is dan de bestemmingswijziging onder 1. Omdat deze persoonsgebonden omgevingsvergunning nu echter alleen verleend kan worden als de bewoner aantoont dat hij de recreatiewoning al vóór 31 oktober 2003 als meerderjarige bewoonde, komen maar weinigen hiervoor in aanmerking. Bovendien staat deze persoonsgebonden vergunning slechts permanente bewoning toe door de persoon aan wie zij wordt verleend en is eventuele overgang op de rechtsopvolger niet mogelijk.
- Ten derde komt het voor dat gemeenten een persoonsgebonden gedoogbeschikking verlenen waarin de gemeente aangeeft niet te zullen handhaven op de niet-toegestane bewoning van de recreatiewoning. Deze figuur kan alleen onder strikte voorwaarden worden toegepast in uitzonderlijke gevallen en biedt weinig rechtszekerheid voor bewoners. Met een omgevingsvergunning ontstaat vanwege de formeel wettelijke grondslag meer rechtszekerheid voor de bewoners voor de duur van hun vergunning.
Welke mogelijkheden worden in het nieuwe voorstel wijziging 5.18 Bor geboden?
De anno april 2021 voorgestelde wijziging, kan bewoners van recreatiewoningen een omgevingsvergunning voor permanente bewoning opleveren, die snel kan worden verleend via de reguliere procedure uit afdeling 3.2 van de Wabo. De omgevingsvergunning geldt voor de duur dat de aanvrager de omgevingsvergunning permanent bewoont en kan eenmalig worden overgedragen aan een rechtsopvolger. Daarmee behoudt de vergunning haar persoonsgebonden karakter, maar kan deze wel worden overgedragen aan kinderen bijvoorbeeld. Daarnaast wordt de peildatum geactualiseerd waarop de recreatiewoning moet zijn gebouwd om in aanmerking te kunnen komen voor een objectgebonden vergunning. Dat was dus 31 oktober 2003 maar wordt 1 januari 2019 als het aan de politiek ligt.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is tegen de voorgestelde wijziging.
De VNG heeft begin april 2021 gevraagd aan de Kamers om niet in te stemmen met de verruiming van de mogelijkheden van de omgevingsvergunning voor de bewoning van recreatiewoningen: ‘Het signaal dat bewoning van een vakantiewoning op individueel niveau kan worden geregeld met een omgevingsvergunning ondermijnt niet alleen het draagvlak en de samenwerking in lopende projecten, maar ook de verdere ontwikkeling van alles wat er op het gebied van vitale vakantieparken in het land in ontwikkeling is. Door nu een en ander vast te leggen in regelgeving wordt op zijn minst de suggestie gewekt dat een omgevingsvergunning kan worden toegekend op basis van een individuele beoordeling, zonder acht te slaan op hetgeen de gemeente met het hele vakantiepark op termijn wil gaan doen’.
Lees hier de volledige reactie van de VNG.
Wij begrijpen niet zo goed de irritatie van de VNG over het feit dat gemeenten er een instrument bijkrijgen om te kunnen bezien of zij permanente bewoning van recreatiewoningen willen toestaan. Het gaat om een mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen en geenszins een automatisch recht op een omgevingsvergunning. De gemeente blijft het bevoegd gezag om te beoordelen of permanente bewoning van recreatiewoningen in de desbetreffende gemeente past binnen een goede ruimtelijke ordening en of zij hiertoe een omgevingsvergunning willen verlenen. Gemeenten kunnen beleidsregels opstellen over de wijze waarop wordt omgegaan met de bevoegdheid tot vergunningverlening voor permanente bewoning van recreatiewoningen. Beleidsregels kunnen potentiële aanvragers duidelijkheid bieden aan de voorkant, zodat een mogelijke toestroom beperkt kan worden. Daarnaast geeft het gemeenten ruimte om de inhoudelijke afweging omtrent hoe wordt omgegaan met dergelijke omgevingsvergunningen in een vroegtijdig stadium te laten plaatsvinden, in plaats van tijdens de aanvraag van omgevingsvergunningen.
Snelheid en flexibiliteit gemeenten na inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Onder de nieuwe Omgevingswet -inwerkingtreding vooralsnog d.d. 1 januari 2022-, krijgen gemeenten meer ruimte om snel en flexibel af te wijken van het geldende omgevingsplan, om tijdelijke functies aan locaties toe te kennen en kunnen objectgebonden en persoonsgebonden omgevingsvergunningen worden verleend voor het bewonen van recreatiewoningen. De nieuwe Omgevingswet geeft gemeenten straks de keuze om een omgevingsvergunning voor de bewoning van recreatiewoningen eventueel persoonsgebonden of objectgebonden te verlenen. Artikel 5.37, eerste lid van de nieuwe Omgevingswet bepaalt dat een omgevingsvergunning geldt voor degene die de activiteit verricht waarop zij betrekking heeft. Diegene is vergunninghouder en draagt zorg voor de naleving van vergunningvoorschriften. Het bevoegd gezag kan in afwijking hiervan bepalen dat de omgevingsvergunning alleen geldt voor degene aan wie zij is verleend, als de persoon van de vergunninghouder van belang is voor de toepassing van de regels over het verlenen of weigeren van de vergunning. Het bevoegd gezag kan ook bepalen of het de vergunning voor het toestaan van permanente bewoning van een recreatiewoning voor een bepaalde termijn wil verlenen of niet. De nieuwe Omgevingswet geeft gemeenten dus de ruimte om snel en flexibel af te wijken van het geldende omgevingsplan, om tijdelijke functies aan locaties toe te kennen en er kunnen objectgebonden en persoonsgebonden omgevingsvergunningen worden verleend voor het bewonen van recreatiewoningen.
Conclusie.
De advocatenpraktijk is nooit saai en de praktijk rond recreatieparken al helemaal niet. De behoefte aan woningen is groot. De belangen van recreatieondernemers aanzienlijk en de druk op gemeentebesturen waar het gaat om het gebruik van recreatiewoningen navenant. We gaan zien of de verruiming nu erdoor komt en wat dat betekent in de praktijk. We houden u daarvan graag op de hoogte.