Toch transitievergoeding bij een slapend dienstverband

Wake up call voor slapende dienstverbanden. Goed nieuws voor werknemers met een slapend dienstverband. Op 28 maart 2019 is er voor het eerst een rechterlijke uitspraak gedaan op grond waarvan een werkgever gehouden is om tot beëindiging van het slapende dienstverband over te gaan en dus ook tot betaling van de transitievergoeding aan de werknemer.

Slapend dienstverband

Sinds de invoering van het nieuwe ontslagrecht onder de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) per 1 juli 2015, is de praktijk ontstaan dat een arbeidsovereenkomst van een werknemer die langer dan twee jaar arbeidsongeschiktheid is, niet meer wordt beëindigd. Voornaamste reden is om daarmee te voorkomen dat je als werkgever een transitievergoeding moet betalen. Een nadeel is weliswaar dat je als werkgever het risico loopt dat een werknemer op enig moment kan herstellen en daardoor weer aanspraak kan maken op werkhervatting en dus op loondoorbetaling, maar dat risico wordt door veel werkgevers op de koop toe genomen.

Omdat de arbeidsovereenkomst in zo’n situatie dus niet wordt beëindigd, maar er anderzijds ook geen loon meer hoeft te worden doorbetaald, wordt dit een ‘slapend dienstverband’ genoemd.

Eerdere rechtszaken geen succes

In de afgelopen jaren zijn er de nodige rechtszaken gevoerd door werknemers met zo’n slapend dienstverband, die via de rechter afgedwongen wilden krijgen, dat hun werkgever veroordeeld zou worden om tot beëindiging van een slapend dienstverband over te gaan, zodat op die manier de werkgever dan toch gehouden zou zijn om de transitievergoeding te betalen.

Geen van die procedures is ooit geslaagd. Rechters oordeelden keer op keer dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten indien een werkgever bij een slapend dienstverband niet tot ontslag overgaat en de werknemer daardoor een transitievergoeding misloopt. Ook oordeelden rechters dat een werkgever niet op grond van goed werkgeverschap verplicht kan worden om over te gaan tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.

Wet compensatie transitievergoeding zorgt voor nieuwe ontwikkeling

De politiek had echter wél oog voor de nadelige situatie van werknemers met een slapend dienstverband en dat heeft geresulteerd in de Wet compensatie transitievergoeding. Die wet houdt kortgezegd in, dat wanneer een werkgever na twee jaar arbeidsongeschiktheid overgaat tot beëindiging van een arbeidsovereenkomst, en uit dien hoofde dus een transitievergoeding aan de werknemer moet betalen, hij daarvoor wordt gecompenseerd door het UWV. Deze wet treedt in werking per 1 april 2020 en is ook van toepassing op arbeidsovereenkomsten die vóór de inwerkingtreding van de wet maar ná 1 juli 2015 zijn beëindigd. Dit betekent dat werkgevers met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 recht hebben op compensatie als zij een transitievergoeding hebben betaald aan een langdurige zieke werknemer.

Mede met een beroep op deze aanstaande wet zijn er opnieuw procedures gevoerd door werknemers met een slapend dienstverband en recent, op 28 maart 2019, is er voor het eerst een uitspraak gedaan waarbij de vordering van een werknemer met een slapend dienstverband is toegewezen.

Opmerkelijk is overigens dat een week eerder nog, op 21 maart 2019, in een andere procedure waarbij ook een beroep was gedaan op de aanstaande wettelijke compensatieregeling, de rechter (kantonrechter Zwolle) nog oordeelde dat nu nog niet van een werkgever kan worden gevergd het dienstverband te doen beëindigen.

Maar de Voorzieningenrechter te Den Haag ziet dat anders en heeft op 28 maart jl. geoordeeld dat het niet beëindigen van een slapend dienstverband in strijd is met het goed werkgeverschap waarbij mede van doorslaggevend belang was dat de werkgever gecompenseerd zou worden door het UWV, ook al is het pas vanaf 1 april 2020 mogelijk om die compensatie aan te vragen.

Uitspraak leidt tot doorbraak

Hoewel het hier een kort geding-uitspraak betreft en er in die zaak ook nog andere factoren een rol hebben gespeeld (o.a. dat de werknemer terminaal ziek was en uitbehandeld was), is deze uitspraak toch een doorbraak te noemen. Natuurlijk kan er van deze uitspraak nog hoger beroep worden ingesteld en ook zou in een eventuele bodemprocedure anders geoordeeld kunnen gaan worden, maar dat zal de toekomst nog maar moeten gaan uitwijzen.

Voor nu is het in elk geval zo, dat het eerste schaap over de dam is en het spreekwoord luidt, dat er dan nog meer zullen volgen.

Heb je vragen over dit artikel of wil je meer weten over dit onderwerp, neem dan gerust contact op met Edwin van Gerven of Michel Simons van Sumrin advocaten (e.vangerven@sumrin.nl / 06-57870998 of m.simons@sumrin.nl / 06-21480226).

Vragen? Neem contact op met:

Edwin van Gerven

Vragen? Neem contact op met:

Michel Simons

Ik zoek iets anders

Volg ons op social media

We delen verhalen, foto's en video's over ons en ons werk.

Contactinfo

Neem contact met ons op

Vragen? Neem dan gerust contact met ons op.

Voor de verwerking van persoonsgegevens: zie onze privacyverklaring.
Je gebruikt een verouderde webbrowser

Deze website maakt gebruik van moderne technieken die niet worden ondersteund door jouw webbrowser. Update mijn webbrowser

×